Van praat naar doe-modus
Sessie na sessie na sessie. Op een volle dag zien we zo wel 6 tot 7 verschillende cliënten. De tijd bijhouden doen we allemaal, maar eroverheen gaan ook. Dan is er nog scherp afgebakend de tijd om de verslaglegging in orde te maken en staat de volgende cliënt alweer te trappelen. Wat ligt er dan op de loer? Wat is een modus waar we gemakkelijk in weg kunnen zakken als we onszelf niet bij de les houden? Dat we in de praat-modus blijven hangen en elke sessie vooral veeeel kletsen, maar vergeten ook te gaan doen. Herkenbaar? Natuurlijk is het goed om gedachten uit te dagen, een socratische dialoog te voeren en ons aan de neerwaartse pijltechniek te wagen. Dat zorgt voor nieuwe inzichten en kan de cliënt helpen de puzzelstukjes op zijn plaats te leggen. Maar daarin blijven hangen kan ook een valkuil zijn, want door niets te gaan doen, kunnen we blijven hangen in het praten, en blijft zo de ervaring uit. Door een directe ervaring op te doen kan er gevoelsmatig gelijk wat veranderen en wordt het verleidelijker om de gedragservaring in het dagelijks leven verder toe te passen. Er is namelijk al een positieve ervaring opgedaan!
Misschien ben je momenteel ook bezig met de CGT-cursus, heb je hem lang geleden al gevolgd of staat-ie op je wensenlijstje: wat het ook mag zijn, een opfrissing of herhaling van onderstaande technieken kan nooit kwaad. En wie weet brengt het je weer op ideeën om de volgende sessie direct aan de slag te gaan!
Het gedragsexperiment
Na het uitdagen van gedachten kan de automatisch gedachte steeds beter uitgebalanceerd worden, met de daaraan toegevoegde realistische en helpende gedachten die zijn besproken met de cliënt. Maar het daadwerkelijk voelen kabbelt daar langzaam achteraan. Na veel herhaling wordt het gevoel langzaamaan beter gegrond en gaat de score van ‘hoe realistisch’ de alternatieve gedachten aanvoelen, omhoog. Hoe kan je dit gemakkelijk versterken? Door de uitvoering van een gedragsexperiment! Maak het experiment zo concreet mogelijk, spreek tevens af welke dag het uitgevoerd zal worden en wanneer de uitslag geslaagd zal zijn. Het boek ‘Gedragsexperimenten in de cognitieve therapie’ van James Bennett-Levy vind ik zelf een heel fijn naslagwerk die je echt bij de hand neemt om krachtige gedragsexperimenten op te zetten. Zowel jij als je cliënt zullen blij worden van het resultaat!
De kosten- en batenanalyse
Zoals de titel het ook al zegt neem je hier de tijd om de voor- en nadelen op een rij te zetten. In de verslavingszorg gebruiken we deze methode eigenlijk bij elke cliënt. Wat brengt het je? Ik vind het persoonlijk heel fijn om even afstand te nemen van wat er speelt, je creëert letterlijk ruimte en bekijkt samen vanaf een afstand de kosten en baten. Daarbij is het een hele fijne houvast om verder in de therapie op terug te kunnen komen, vooral als je het hebt over de korte en lange termijn consequenties van bepaald gedrag. Het schept overzicht en laat ook zien wat maakt dat het gedrag niet gemakkelijk te veranderen is, aangezien er ook altijd voordelen aan vastkleven. Een prettige methode, waarbij je in de doe-modus kan gaan door bijvoorbeeld samen op het bord de voor- en nadelen op een rij te zetten.
De rechtbank methode
‘Wat is de beste plek om te bepalen of iemand schuldig is of niet?’ Kinderen zullen dan misschien ‘bij de rector’ of ‘door papa of mama’ beantwoorden, volwassen cliënten denken wellicht direct al aan de rechtbank. Wanneer er sprake is van grote schuldgevoelens, verantwoordelijkheidsgevoel of schaamte kan gewerkt worden met de rechtbankmethode. Zelf vind ik het het mooiste wanneer je ook daadwerkelijk een rechtbank naboots en de rechter bijvoorbeeld op het bord tekent. Dat is de persoon waarvoor de argumenten aangedragen zullen worden. Ga erbij staan, leef je in en houd de aanpak serieus. Op de lege stoel kan de cliënt ingebeeld worden. Zelf speel je de aanklager en de cliënt zal ‘zichzelf’ verdedigen. Ook spreekt de cliënt aan het einde van de zitting de uitspraak uit. Allereerst voor de zaal en uiteindelijk ook persoonlijk voor zichzelf (in de ik-vorm). Een heel mooi voorbeeld is te zien op DVD van Remco van den Wijngaart. Het sterkste blijft het hangen als je aan het einde goed stilstaat bij wat er is gebeurd, wat de cliënt hiervan meeneemt en tevens hoe hij dit in de toekomst kan vasthouden. Dit geldt trouwens voor alle methoden, om het zo goed mogelijk te laten bekleven.
Meerdimensionaal evalueren
Bij het meerdimensionaal evalueren ga je in op een uitspraak waarin de cliënt zichzelf evalueert door bijvoorbeeld één sterke dimensie. Een uitspraak kan zijn ‘ik ben waardeloos’. Je gaat in op het tegenovergestelde van waardeloos, waardevol, en pluist dit samen helemaal uit. Het helpt om de cliënt een persoon in gedachten te laten nemen die hij volledig waardevol en ook een persoon die hij geheel waardeloos vindt. Als het lastig is om een waardeloos persoon in gedachten te nemen, kan het breder getrokken worden door te vragen ‘welke persoon in de wereld’ kan je hiervoor bedenken. Je zet deze twee personen en cliënt zelf op een lijn neer en her-evalueert of cliënt daar goed staat (wanneer Hitler bijvoorbeeld als geheel waardeloos wordt geëvalueerd en cliënt daarnaast op de lijn staat, klopt dat wel?). Vervolgens bedenk je diverse dimensies (minstens 6) en scoor je daar alle drie de personen op (1) waardeloos (2) waardevol (3) cliënt. Je telt de scores op en gaat weer terug naar de eerste lijn. Veelal komt cliënt dan hoger op de lijn dan voorheen gescoord werd. De toegevoegde waarde van het evalueren van een ‘waardeloos’ persoon, laat zien dat deze persoon waarschijnlijk op sommige dimensies ook nog hoog kan scoren. Maar er bestaat ook een variant waarin dit niet gedaan wordt. Zelf vind ik dat dus wel waardevol om te doen, aangezien het inzicht gevend is voor de cliënt dat hierin geschommeld kan worden.
De taartpunttechniek
Deze techniek is prettig om te gebruiken bij een negatief zelfbeeld, een hoog verantwoordelijkheidsgevoel en schuldgevoelens. Je bedenkt alternatieve verklaringen en oorzaken wanneer iemand zich bijvoorbeeld volledig verantwoordelijk voelt voor een situatie of alle schuld op zichzelf schuift. Allereerst vraag je in procenten de verantwoordelijkheid die cliënt zichzelf geeft in de specifieke situatie. Daarna ga je samen stil staan bij mogelijke alternatieven. Wanneer iemand bijvoorbeeld 90% zeker is dat hij hiv heeft, pluis je uit wat er nog meer mogelijk zou kunnen zijn. Er is altijd een rol van (1) jezelf (2) de ander en (3) de omgeving. Door samen stil te staan bij deze alternatieven en vervolgens een taart in te vullen met de kansen in procenten, wordt veelal duidelijk dat de kans lager ligt dan cliënt van tevoren had ingeschat. Waarin de werkelijkheid anders lijkt te zijn dan wat iemands gevoel zegt hem/haar verteld had.
Kansberekening
Soms wordt er gedacht: ‘als mijn dochter alleen naar school fietst, zal ze een auto-ongeluk krijgen’. Maar hoe realistisch is het dat dit zal gebeuren? Met kansberekening ga je samen letterlijk de kans uitrekenen dat dit zal gebeuren. Gevoelsmatig is dit voor cliënt vaak wel 80-90% zeker, maar klopt dat wel met de realiteit? Deze film kent een begin en een einde, maar wat zijn de tussenstappen? Je schrijft op wat er allemaal moet gebeuren (auto’s op de weg zijn, bestuurder niet kijken, dochter niet goed kijken etc.) en dus vooraf gaat aan dat het ongeluk daadwerkelijk zal plaatsvinden. Oefen dit van tevoren en kijk daarbij goed hoe je de berekening precies maakt, zodat het wel kloppend is. Alle deelkansen zijn afhankelijk van elkaar! Als één stap niet gebeurt, zal dat de gehele uitkomst doen veranderen. Vraag cliënt om hetgeen jullie hebben besproken in twee zinnen samen te vatten. Wat neemt cliënt hiervan mee?
Alle methoden zijn terug te zien op het youtube kanaal van de vgct. Het is zeker aan te raden deze (weer) eens te bekijken of je boek cognitieve therapie, de basisvaardigheden van E. ten Broeke et al., als naslagwerk erbij te pakken.
Doe-modus zet meer aan tot activatie
Het fijne van de doe-modus is dat het meer aanzet tot activatie. Door het te doen, laat je cliënt het direct ervaren. En ervaring speelt weer sterk mee op de gedachten en het gevoel van de cliënt. Dit maakt het zo effectief en versterkt het leerproces. Natuurlijk is het niet zo dat een cliënt na de uitvoering van een enkele oefening zich direct totaal anders voelt, maar als daarin al een verschuiving plaatsvindt is het mooi meegenomen. Wanneer een overtuiging van een bepaalde gedachte voorheen 90% zeker ‘waar’ was en na de uitvoering van een techniek nog ‘maar’ 60%, dan spreken we al van een mooie behaalde winst.
Heb ik je betrapt? Was je even weggeglipt in de praatmodus? Kan gebeuren! Dan vraag ik me enkel af: welke techniek zal jij je volgende sessie weer eens gaan toepassen?
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!